‘Toen ik op de ic lag, was Anita er elke dag’
Steun van een ander is onmisbaar als je een longziekte hebt. Theo is ontzettend dankbaar voor alles wat zijn vrouw Anita voor hem doet.

Theo (60):
‘Ik herinner me dat ik als achtjarig jongetje nog kon rennen. Daarna heb ik dat eigenlijk nooit meer gekund. Op mijn zestiende was ik al altijd benauwd. Een paar jaar later bleek ik een duivenmelkerslong te hebben, een vorm van longfibrose. Dat kwam door de postduiven, die mijn lust en mijn leven waren. Ik won er veel bekers mee. Wat heb ik gehuild toen ik ze uiteindelijk toch weg moest doen. Achteraf had ik er beter nooit aan kunnen beginnen.
Mijn longen werden steeds slechter, nog vóór mijn dertigste ben ik afgekeurd. Zo modderde ik jarenlang door. Zonder mijn vrouw Anita had ik het niet gered. Ze deed álles voor me. Ze reed me naar afspraken en checkte van tevoren of daar een lift of roltrap was. Ze dacht aan mijn medicijnen, verzorgde de kinderen en deed het huishouden. En als me iets dwarszat, kon ik mijn hart bij haar luchten. Altijd moest ze rekening met mij houden, en de kinderen trouwens ook. Zij hebben een heel zware tijd met mij gehad, zeker de laatste jaren toen ik bijna niet meer kon praten en lopen en 24 uur per dag extra zuurstof nodig had.'

Ik ben haar enorm dankbaar voor wat ze allemaal voor me deed – en doet, want ze legt me nog steeds in de watten
'Alleen een dubbele longtransplantatie kon me nog redden en in 2020 was het zover. Tien dagen lang lag ik op de ic. En al kreeg ik er niets van mee, Anita wás er. Ze stond elke dag om half zes op om te werken in haar eigen was- en strijkservice, zat van half elf tot half acht aan mijn bed en werkte daarna weer door tot ’s avonds laat. Echt fantastisch. Ik ben haar enorm dankbaar voor wat ze allemaal voor me deed – en doet, want ze legt me nog steeds in de watten. Terwijl ik vrijwel alles weer zelf kan dankzij mijn nieuwe longen. Daar geniet ik zó van. Het is of mijn leven nu pas echt is begonnen.’
Anita (60):
‘Het lijkt wel alsof ik sinds de transplantatie een nieuwe man heb. Ik leefde 36 jaar met een zieke Theo. Inmiddels moet ik hem gewoon afremmen, zó hard loopt hij. Ik geniet ervan dat hij nu lekker met onze kleinkinderen kan spelen. Onze jongste zoon kende hem alleen maar als ziek. Theo kon niet met hem voetballen of paardjerijden, zoals andere vaders. Het was voor mij vanzelfsprekend dat ik altijd voor Theo klaarstond. Natuurlijk zat ik bij hem in het ziekenhuis want ik wilde precies weten wat er aan de hand was. Je moet er voor elkaar zijn in een huwelijk, ook bij minder leuke dingen.’